Een millennialdichter die vastlegt hoe het is om in de grootstad te leven: wie de poëzie volgt, kent het principe zo langzamerhand wel. Valt er nog iets toe te voegen aan bundels als Nieuwe rituelen (2015) van Maarten Inghels, Wassende stad (2017) van Lies Van Gasse of Het stad in mij (2020) van Maud Vanhauwaert? Ja: met Vervoersbewijzen laat Tijl Nuyts zien dat het kan.
Vier jaar na zijn debuut Anagrammen van een blote keizer voert Nuyts zijn lezer door 'het beest België', met Brussel als centrum van alle beweging. In elke cyclus bedient de dichter zich van een ander vervoersmiddel. We volgen hem als voetganger op de Brusselse Rue Dansaert, als pendelaar in de trein tussen Antwerpen-Centraal en Brussel-Meiser, als pelgrim in de tram, toerist in de metro en als vagebond in een gedeelde auto. Eén gedichtenreeks is meer impliciet aan vervoer gekoppeld. Daarin hebben de gedichten een bestelnummer als titel en gaat het dus om bestellingen die worden verzonden.
In Gods hand
Nuyts is geïnteresseerd in levens die elkaar kruisen, in snelle momenten van contact waarop niet zomaar vat te krijgen is. Hoe mengen al die verschillende mensen in het multiculturele epicentrum van het land, of mengen ze niet? En van welke (beeld)taal bedienen we ons als we daar grip op proberen te krijgen? Bijzondere aandacht gaat uit naar de rol van religie, waarbij Nuyts knap de symbolen van verschillende religieuze tradities met elkaar vermengt. Met de trein onderweg naar Antwerpen-Berchem noteert hij bijvoorbeeld:
Uit het raam zien we een boom
die zijn wortels als haarvaten
de hemel in spreidt. Lammeren
met hennarode vachten knabbelen
stoïcijns aan de takken op de grond.
Op zichzelf is het al een intrigerend beeld, deze boom die op zijn kop lijkt te staan - met wortels richting hemel en takken op de grond. Ook de religieuze orde staat intussen onder druk, met die lammeren die zowel met het christendom, de Islam als het stoïcisme in verband worden gebracht. Nuyts' poëzie legt vast hoe het goddelijke is gedegradeerd tot een kapitalistisch product dat in bubbeltjesplastic kan worden besteld ('Volg Zijn traject via de app', klinkt het ironisch). Toch klinkt in deze gedichten een groot verlangen naar houvast door, dat de dichter haast opstandig lijkt te vinden - in het slotgedicht loopt hij, 'wanneer de files zijn opgelost / en de wrakken weggehaald', in Gods hand naar huis.
Malevich' zwart vierkant
Poëtisch gezien zijn evenwel vooral Nuyts' reflecties op symboliek zeer de moeite waard. In het openingsgedicht zet de dichter de beweging van de bundel in gang onder verwijzing naar een schilderij: 'Alle beweging begint in het nulpunt / waar je blik aan een zwart vierkant blijft haken'. Zwart vierkant is het beroemdste schilderij van de Russische avant-gardeschilder Malevich, en geldt als hoogtepunt van het suprematisme binnen de abstracte schilderkunst. Malevich streefde een volledige autonomie van het kunstwerk na, dat dus geen figuren of ideeën verbeeldde, maar puur op zichzelf stond, als een werkelijkheid op zich. Dat lijkt in niets op de poëzie in Vervoersbewijzen, die juist grip probeert te krijgen op de 'verenigde veelheid' in en rond Brussel, en dan niet alleen op de geometrische aspecten daarvan. Toch is Nuyts duidelijk gefascineerd door de haast spirituele vormkracht van Zwart vierkant, dat aan de ene kant 'de absolute nul' in de beeldende kunst vertegenwoordigde, maar aan de andere kant ook als symbool voor het goddelijke werd gezien.
Op die manier lijkt ook het kijken in Vervoersbewijzen te werken. Op het ene moment lezen we dat er een vacature voor God is ('m/v/x') en worden heilige boeken gelezen 'zoals we door een vettige ruit kijken', maar op het andere moment wordt de stad opgevoerd als een symbolisch woud waarin we voortdurend doorkijkjes naar het hogere krijgen. Dan rept Nuyts van 'stations die zich vermommen als kathedralen', roemt hij 'de mystiek / van een microgolfoven' of kiest hij een citaat van de symbolische grootheid Maurice Maeterlinck als motto voor zijn gedichten. Soms domineert de ironie, op andere momenten de ernst - alsof de dichter in de schokbewegingen van het openbaar vervoer tussen die beide uitersten op en neer wordt geslingerd. Het levert uiterst fascinerende poëzie op. 'Ik eet de boekrol op: / ze smaakt zo zoet als honing', noteert Nuyts in zijn slotcyclus. Ongetwijfeld moeten we dat lezen met Lukas, Johannes of Ibrahim in de hand, maar wat mij betreft mogen we deze regels ook op deze uitstekende bundel projecteren.
Wereldbibliotheek, 92 blz., 22,99 €.
Verberg tekst