Er bestaan verschillende soorten jungles, die van de exotische, ontoegankelijke tropische wouden of, dichter bij huis, die van de voor buitenstaanders vaak even exotische ontoegankelijke jungle van de grootstad. Ze kunnen wreed en meedogenloos zijn, het gevaar loert achter elke boom of hoek. Of je kan er een idylle van creëren, vanuit een haast kinderlijke onschuld. Rudyard Kipling vertederde zo de wereld met Het jungleboek. Zijn eind 19e-eeuwse invalshoek is onvermijdelijk die van de Britse kolonisator op het Indische exotisme. Ruim een eeuw later reist Bhajju Shyam in de omgekeerde richting, naar de Londense stadsjungle. Het jungleboek van Londen brengt een postkoloniale invalshoek. Met traditionele Indische schilderkunst, vertelt Shyam zijn door en door Indische visie op de grootstad: 'the empire paints back'.
De gerenommeerde illustrator Nicola Bayley werd meermaals genomineerd voor de prestigieuze Kate Greenaway Medal. Nu scoort ze opnieuw met prachtige illustraties bij Rudyard Kiplings Jungle boek: Mowgli's verhaal. Het betreft hier niet Het jungleboek (1894) in zijn geheel, maar de drie eerste verhalen, waarin Mowgli de hoofdrol speelt. Zo wordt hij grootgebracht onder de wolven; krijgt hij onderricht in de wetten van de jungle door Baloe de beer, Kaa de slang en Bagheera de zwarte panter; wordt hij gekidnapt door het apenvolkje; en gaat hij uiteindelijk de confrontatie aan met Shere Khan, de kwaadaardige tijger. Overbodige uitleg voor de meesten wellicht, want de verhalen van Mowgli behoren -- misschien niet zozeer via Kiplings boek, maar via de tekenfilm van Disney -- zowat tot het collectieve geheugen.
Het verhaal is geënt "op een sterk koloniaal fantasma: de koloniale mens zou zomaar greep op zijn wereld kunnen krijgen, zonder noemenswaardige problemen en conflicten op zijn weg te vinden". Maar Kipling verschilt hier van andere koloniale schrijvers, door te trachten een brug te slaan tussen twee werelden. Die van de kolonisator en de gekoloniseerde (Kim, 1911) of symbolischer, die van de mensen en de dieren (Het jungleboek). De resp. hoofdpersonages, de Anglo-Indische Kim en de door wolven opgevoede Mowgli behoren tot twee werelden. In Het jungleboek wordt dat verwoord in 'Mowgli's lied': "Deze twee dingen vechten samen in mij, zoals slangen in het voorjaar vechten. Het water stroomt uit mijn ogen, maar ik lach als het valt. Waarom? Ik ben twee Mowgli's, maar de huid van Shere Khan ligt onder mijn voeten. [...] Mijn hart is zwaar van al die dingen die ik niet begrijp." Voorlopig kiest Mowgli met de wolven en tegen de jager van het dorp voor de dierenwereld. Hier stopt het verhaal in deze uitgave, maar eens zal hij teruggaan naar het dorp en trouwen. Hij komt terug als boswachter van het Britse Rijk: zo blijft hij een (koloniale) "heer en meester van de jungle".
De drie verhalen zijn integraal opgenomen in een vertaling van Andrea Princen-Hagen. Het boek is prachtig vormgegeven. Op de cover een gouden paleis, omringd door gouden palmbomen en dieren, en door een venster zie je Mowgli in de jungle. De tekst is ruim gezet tegen een spikkelgrijze achtergrond en wordt afgezoomd met een gestileerde bloemenband. Hier en daar bewegen kleinere (dieren)figuren lopend, springend, kruipend over de bladspiegel, maar de meeste van de illustraties krijgen een strak afgelijnde witte kader mee. Ze bieden a.h.w. een venster op de verhalen van Mowgli. De vrijstaande potloodtekeningen contrasteren met de omkaderde illustraties in exotische, vibrerende kleuren. Het zijn pareltjes van miniaturen die bol staan van beweging en detail. Wie zich geroepen voelt, kan de haartjes van de dierenvacht of de schubben van de slang tellen. En ook de emoties worden raak getypeerd in lichaamsbewegingen en gezichtsuitdrukkingen. Een klassiek aandoende uitgave met oosterse uitstraling. Een boek dat doet reizen en dat gereisd heeft: "Gedrukt in China".
Het jungleboek van Londen is een product van de Thaïse drukkunst. Bhajju Shyam (geb. 1971) behoort tot de centraal-Indische Gond-volk. De schilderkunst kreeg hij met de pap mee ingelepeld: zijn moeder beschilderde het huis op de traditionele manier en hij mocht daarbij helpen. Toch was het nooit bewust de bedoeling dat hij kunstenaar zou worden. Op zijn 16e moest hij het dorp verlaten om in Bhopal werk te zoeken. Er was nl. niet genoeg geld om drie kinderen verder school te laten lopen: "Een van ons had boeken, de andere het uniform en de derde een tas. Als we één kind waren geweest, was het gelukt." Gelukkig kon Bhajju, na een baantje als nachtportier, bij een oom in de leer gaan. Die oom was Jangarh Singh Shyam, "de briljantste Gond-kunstenaar van zijn tijd, die ook de Gond-kunst van de muren van de dorpen naar een groter publiek heeft gebracht." Gaandeweg oogstte Bhajju succes in heel India, en vanaf 1998 werd zijn werk internationaal geëxposeerd. Een paar jaar geleden reisde hij naar London om als 'jungli' (zgn. "primitieve mensen zonder cultuur") een chic Indisch restaurant te beschilderen. De originaliteit van zijn visie en de diepzinnige observaties maakten, dat hij gevraagd werd om zijn invalshoek op Londen te vertolken. Waar zijn stam ooit door antropologen werd bestudeerd, kon hij nu de ex-kolonisator bestuderen.
"De Gonds omringen zich met hun kunst, die traditioneel op de lemen muren muren van hun huizen wordt geschilderd. De vlakken wemelen van de symbolische diagrammen, scheppingsverhalen, goden, godinnen, dieren, bomen en afbeeldingen van het dorpsleven. Voor de Gond is kunst een vorm van gebed en ze geloven dat degenen die een goed beeld zien, een gunstig lot wacht. Hun schilderijen zien dus op hen toe bij alles wat ze doen. Gond-kunst houdt zich niet bezig met realisme, perspectief, licht of driedimensionaliteit. Ze draagt eerder een betekenis dan dat ze iets uitbeeldt, ontleent haar energie aan vloeiende lijnen, ingewikkelde geometrische patronen en de symbolen die menselijke wezens en het functioneren van de kosmos met elkaar verbinden. En aangezien de meeste Gonds in het oerwoud wonen, nemen dieren een belangrijke plaats in hun fantasie."
Vanzelfsprekend zijn met de (inter)nationale bekendheid van de Gond-kunst ook de technieken, materialen en het kleurenpalet met de jaren veranderd. Toch blijft naast de marktgerichte kunstproductie in de steden, de traditionele dorpskunst verder leven. De kunst van Bhajju wijkt dan ook af van de traditionele kunst door evolutie en experiment, maar de essentie blijft overeind. Zo vertaalde hij in zijn 'gedachten'-schilderijen de Londense wereld naar het symbolische Gond-dierenrijk: hij transformeerde bv. de ondergrondse in een reusachtige aardworm, Big Ben in een haanvormige klok en de Engelsen namen de vorm van vleermuizen aan. Een wonderlijk bestiarium dat onvermijdelijk een ironisch verband oproept met Rudyard Kiplings Het jungleboek, waarin een (koloniaal) beeld opgeroepen werd van het leven in de Indische jungle. Met Het jungleboek van Londen volgt Bhajju Shyams postkoloniale terugslag.
Maar ook zonder de achtergrond, die je kan nalezen in het nawoord, kan je genieten van dit niet-lineaire reisverhaal. De highlights worden uitgewerkt in kleurige structuurvlakken die statisch lijken, maar waarvan een enorme dynamiek uitgaat. Kronkelende strengen benadrukken voortdurend de onderlinge samenhang van de gedachtewereld. De begeleidende tekst en de korte verbindingsverhalen werden op punt gesteld door Sirish Rao en Gita Wolf (die ook het nawoord schreven) op basis van Bhajju's verhalen. Als besluit tot dit schitterende boek, schildert de kunstenaar zich als traditionele bard (Bhujrukh), de geheugenbank van mythen en liederen. Daarmee gaan Bhajju's verhalen op in de orale traditie van zijn volk en profileert hij zich behalve als kunstschilder ook als bard. Hij lijkt zijn Londens avontuur te transformeren in een bevestiging van zijn culturele identiteit. Je zal hier geen directe kritiek op de westerse samenleving vinden, maar het observatievermogen, de symboliek en de milde ironie ("Cafés lijken Engelse mensen vrij te maken.") maken dat Bhajju als zgn. "jungli" hier duidelijk de overhand krijgt.
Het jungleboek van Londen is niet specifiek voor kinderen geschreven, maar de eenvoudige, sobere en beeldrijke teksten, en de intrigerende prenten zijn zeker geschikt voor kinderen vanaf een jaar of tien. [Kris van Zeghbroeck]
Verberg tekst