De onderkant : gedichten
De onderkant : gedichten
Als psychotherapeute en als dichter – van Soldatenliederen (1991) tot en met Berichten van het front (2020) – heeft Anna Enquist steeds achter en onder de dingen gekeken, tegels lichtend van de ziel en vliezen wegtrekkend van de oppervlakkige werkelijkheid, om te verkennen wat er woelt en woedt in de duistere ‘ruimte onder grond en mos’. In deze nieuwe bundel, haar tiende, vervolgt ze die missie met onverminderde passie en vasthoudendheid. Wat daar zoal wordt aangetroffen: een innerlijk toneel van krimp, benauwd geluk, de glimmende hoeven van een sater, een wak in de winter.
MinderDetails
58 p.
Besprekingen
NBD Biblion
Trouw
Rijgstreek, kruissteek, kettingsteek. Ik leerde ze lang geleden, tijdens de handwerkles op de basisschool, maar of ik ze daarna ooit nog gebruikt heb? Ik geloof van niet. Toch bracht een recent gedicht van Anna Enquist (79) die borduursteken ineens weer boven. 'stompe naald, kartonnen kaartjes met / hun aardse kleuren'.
Wordt er eigenlijk nog geborduurd? In ieder geval wel in Borduurkwestie uit Enquists nieuwe dichtbundel De onderkant. Al is die oefening in geduld, het precisiewerk met naald en draad, hier veel meer dan zomaar een hobby. 'Dus: als je een borduurster ziet, weet dat je kijkt / naar een gekwelde die uit alle macht buiten de muren / houdt wat haar langzaam vernielen gaat.'
Handwerken om wat aan afschrikwekkends voorviel tijdens een leven op afstand te zetten, net als de dood.
Enquists poëzie is doortrokken van het steeds maar weer onder ogen komen van verlies. Een hartroerend 'tegen de klippen op niet vergeten' van de dochter die ze verloor. Haar zien in de eik die voor het huis staat. Een boom net zo hoog als de berk van de buren. Ook de dochters waren even oud.
Haar zoeken, zoals de Griekse godin Demeter haar dochter Penelope zocht - een thema waar ze eerder een cyclus aan wijdde. 'Overspoelend mijn verlangen/ haar te horen./ Haar stem, haar lied, haar lach.'
En tegelijk is ouderdom overal. Die is er in paniek om gedoe met computers, in soms wat hoekige conversaties over tuinieren of groeten bij de kassa. Die is er in het bewustzijn dat ook de zintuigen 'die je levenslang voorzien van materiaal' het eens zullen laten afweten.
Al staan ze nu nog op scherp: ogen zien 'forse mosselen' in scheenbeschermers van een voetballende kleinzoon; oren en tastzin staan wijd open voor fluit en zang, voor een sextet van Tsjaikovski, 'een bedeesde fagot' van Mozart.
'De onderkant. Die is eng en wreed. Onthutsende gedachten./ Die moeten op papier.' En dat gebeurt in deze bundel in grove en indringende lijnen. In geknotte zinnen, die door woorden als 'gepavoiseerd', 'sneven' of 'hartenklop' ook wel een wat gedragen toon kunnen hebben.
Enquist laat in De onderkant niet zozeer de kleurige bloemen en de wuivende korenaren aan de voorkant van het borduurwerk zien. Haar is het eerder om de achterkant te doen, om die wirwar van lussen en afgehechte draadjes, die gebeurtenissen van een leven onontkoombaar samenknopen.